Auteur: Romée Reitsma
Een Duitse principaal, Wellcotec Germany GmbH (hierna: ‘Wellcotec’), is in januari 2019 een mondelinge agentuurovereenkomst aangegaan met een natuurlijk persoon in zijn hoedanigheid van handelsagent (hierna: de ‘agent’). Op grond van de agentuurovereenkomst was de agent verplicht specifiek voor Wellcotec ontworpen apparatuur voor onder meer schoonheidssalons binnen de Nederlandse markt te promoten en verkopen.
Op 12 mei 2021 bericht een leverancier van Wellcotec haar dat de agent om de productie, met het eigen etiket van de agent, van één van de door Wellcotec verhandelde apparaten heeft verzocht. Op 16 mei 2021 beëindigt Wellcotec de tussen partijen tot stand gekomen agentuurovereenkomst met onmiddellijke ingang.
De agent maakt een procedure aanhangig en één van de vragen die voorligt is of Wellcotec schadeplichtig is jegens de agent wegens het in acht nemen van een te korte opzegtermijn voor beëindiging van de agentuurovereenkomst. Met Wellcotec is de kantonrechter van oordeel dat de agent onrechtmatig concurreert en inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten van Wellcotec. Dit door de eerder genoemde leverancier te benaderen en speciaal voor Wellcotec ontworpen apparatuur proberen na te bootsen of te verwerven aan de hand van foto’s van / promotiemateriaal voor de apparaten van Wellcotec. De kantonrechter concludeert dat sprake is van een omstandigheid van zodanige aard dat van Wellcotec redelijkerwijs niet gevergd kan worden de agentuurovereenkomst, zelfs tijdelijk, in stand te laten.
Anders gezegd: de kantonrechter concludeert dat (de poging tot) nabootsing een dringende reden oplevert voor beëindiging van de agentuurovereenkomst in de zin van artikel 7:439 BW. Wellcotec is daarom niet gehouden enige schade van de agent te vergoeden.