Auteur: Willemijn van den Berg
Wat zijn de vereisten voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden bij internationale koopovereenkomsten met betrekking tot roerende zaken?
Op grond van de Nederlandse regels omtrent de toepasselijkheid van algemene voorwaarden in zakelijke verhoudingen (afdeling 3, titel 5 van boek 6 BW) zijn algemene voorwaarden (kort gezegd) snel van toepassing (door een simpele verwijzing), maar kunnen ze (bij een kleine(re) wederpartij) ook gemakkelijk worden vernietigd (als ze bijvoorbeeld niet ter hand zijn gesteld). Als één of beide partijen bij een overeenkomst echter niet in Nederland zijn gevestigd, zijn deze Nederlandse bepalingen niet van toepassing (art. 6:247 lid 2 BW). Wat geldt dan wel in het geval van een internationale koopovereenkomst?
Op internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken is het Weens Koopverdrag van toepassing, wanneer beide partijen in een verdragsluitende staat zijn gevestigd, of wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een verdragsluitende staat van toepassing is. Is het Weens Koopverdrag op grond van één van deze twee regels van toepassing (bijvoorbeeld omdat de koopovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht; Nederland is een verdragsluitende staat), dan moet de vraag of de algemene voorwaarden onderdeel zijn van de overeenkomst worden beantwoord op grond van het Weens Koopverdrag. Het Weens Koopverdrag heeft voorrang boven het Nederlands recht.
Hierbij is niet relevant of de algemene voorwaarden in kwestie de toepassing van het Weens Koopverdrag uitsluiten (hetgeen vaak het geval is). Uit rechtspraak blijkt dat deze uitsluiting pas in werking treedt als vaststaat dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, welke voorvraag naar het Weens Koopverdrag moet worden beoordeeld.
Het is de algemene consensus in de Nederlandse rechtspraak dat voor toepasselijkheid van de algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag is vereist dat 1) partijen bij het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn overeengekomen dat de algemene voorwaarden onderdeel uitmaken van de overeenkomst en 2) de wederpartij van de gebruiker van de voorwaarden een redelijke mogelijkheid heeft gehad om daarvan kennis te nemen.
Er is veel redelijk recente lagere rechtspraak waarin de rechter – onder variërende omstandigheden – moest oordelen of een partij onder het Weens Koopverdrag een redelijke mogelijkheid heeft gehad om kennis te nemen van de algemene voorwaarden van de wederpartij. Uit deze uitspraken kunnen de volgende regels worden afgeleid:
In het geval de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden in internationale verhoudingen niet moet worden bepaald aan de hand van het Weens Koopverdrag, ligt de lat voor de toepasselijkheid lager. In dat geval oordeelt de Nederlandse rechter (naar Nederlands recht) doorgaans dat een verwijzing naar de algemene voorwaarden in de overeenkomst voldoende is. Deze situatie zal bij koopovereenkomsten echter niet vaak voorkomen; als de vraag naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden naar Nederlands recht moet worden beantwoord leidt dat immers automatisch tot toepassing van het Weens Koopverdrag (dat prevaleert) (indien niet anders is overeengekomen).