Auteur: Romée Reitsma
Een leverancier van gas en elektriciteit, Qwint B.V. (hierna ‘Qwint’), sluit op 22 maart 2019 een partnerovereenkomst met Say4You B.V. (hierna ‘Say4You’), op grond waarvan Say4You is aangesteld als agent om (bemiddelings)werkzaamheden te verrichten voor Qwint ter zake van het tot stand komen van energieleveringsovereenkomsten.
In artikel 7.3.1 van de partnerovereenkomst zijn partijen kort samengevat overeengekomen dat indien een meerjarige (energie)leveringsovereenkomst met een klant om welke reden dan ook eindigt binnen twaalf maanden na aanvang van de levering, Say4You geen vergoeding (provisie) toekomt en zij eventueel al betaalde vergoedingen volledig moet terugbetalen aan Qwint. Hetzelfde geldt indien een leveringsovereenkomst die is aangegaan voor twaalf maanden om welke reden dan ook eindigt binnen zes maanden na aanvang van de levering. Een pro-rata terugbetalingsregeling is van toepassing op grond van artikel 7.3.2 en wel indien een meerjarige leveringsovereenkomst na twaalf maanden, maar vóór afloop van de overeengekomen looptijd om welke reden dan ook voortijdig eindigt.
Vanaf mei 2020 beëindigt een groot aantal klanten de door Say4You bemiddelde leveringsovereenkomsten. Begin 2021 ontstaat een geschil tussen partijen over de in artikel 7.3 van de partnerovereenkomst vastgelegde terugbetalingsverplichtingen van Say4You.
Qwint start een procedure en vordert onder meer een verklaring voor recht dat op grond van en overeenkomstig de artikelen 7.3.1 en 7.3.2 van de partnerovereenkomst Say4You gehouden is tot terugbetaling van alle vergoedingen die zij te veel heeft ontvangen. Say4You stelt zich op het standpunt dat deze artikelen in strijd zijn met onder meer artikel 7:426 lid 2 BW en artikel 11 van de Agentuurrichtlijn (Richtlijn 86/653/EEG inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandig handelsagenten) en daarom nietig zijn. De kantonrechter stelt Say4You in het gelijk en motiveert zijn oordeel als volgt.
Artikel 11 van de Agentuurrichtlijn bepaalt dat het recht op provisie slechts kan vervallen indien en voor zover vaststaat dat de overeenkomst tussen de derde (de klant) en de principaal (Qwint) niet zal worden uitgevoerd én de niet-uitvoering niet terug te voeren is op omstandigheden die aan de principaal te wijten zijn. Dit laatste volgt ook uit artikel 7:426 lid 2 BW: de principaal kan alleen betaling van provisie aan de agent onthouden indien de niet-uitvoering van de overeenkomst met de afnemer niet aan hem toerekenbaar is. Daarnaast heeft te gelden dat een beding tot terugbetaling van provisie op grond van artikel 11 van de Agentuurrichtlijn slechts toelaatbaar is, indien het terug te betalen deel van de provisie evenredig is aan de mate van niet-uitvoering van de relevante overeenkomst. Artikel 7.3 van de partnerovereenkomst behelst een verdergaande begrenzing van het recht op provisie dan op grond van de hiervoor genoemde regels is toegestaan. Artikel 7.3.1 bepaalt immers dat in het geheel géén provisie is verschuldigd en artikel 7.3.2 dat provisie pro rata moet worden terugbetaald door Say4You indien een leveringsovereenkomst ‘om welke reden dan ook’ (voortijdig) eindigt. Dit zou, gelet op de toepasselijke wettelijke regels, beperkt moeten zijn tot die gevallen waarin de niet-uitvoering of beëindiging van een leveringsovereenkomst niet aan Qwint is toe te rekenen en bovendien moet het – in geval van artikel 7.3.1 – gaan om een pro-rata terugbetalingsverplichting.
Uit artikel 7:445 lid 1 BW volgt dat partijen bij een agentuurovereenkomst niet van artikel 7:426 lid 2 BW kunnen afwijken. Nu dit in artikel 7.3 van de partnerovereenkomst wel is gebeurd, concludeert de kantonrechter dat deze contractuele bepaling nietig is. De kantonrechter oordeelt ook dat aanleiding bestaat voor conversie van de nietige contractuele bepaling en stelt partijen in de gelegenheid zich nader uit te laten over de vraag op welke wijze aan de conversie moet worden vormgegeven.