Auteur: Romée Reitsma
Een Nederlandse importeur van alcoholische dranken koopt sinds 1996 met regelmaat wijn in van een Italiaanse leverancier. De importeur is de enige distributeur in Nederland (in ieder geval sinds eind september 2017) van twee labels van de leverancier, te weten Gran Sasso en Don Camillo.
Op 11 april 2022 plaatst de importeur een nieuwe order voor de levering van Gran Sasso wijnen. Op 13 april 2022 laat de leverancier weten dat dit label niet langer aan de importeur geleverd zal worden, maar is toebedeeld aan een andere distributeur. De importeur protesteert tegen deze onmiddellijke beëindiging van de distributierelatie tussen partijen. De leverancier start begin mei 2022 in Italië een (bodem)procedure waarin de leverancier onder meer een verklaring voor recht vordert dat zij geen enkele verplichting heeft jegens de distributeur op grond van de gestelde distributieovereenkomst, dus ook geen verplichting tot de levering van orders.
De distributeur maakt in Nederland een kort geding aanhangig en vordert onder meer dat de voorzieningenrechter de leverancier (i) gebiedt de distributieovereenkomst gedurende een jaar, tot 1 mei 2023, na te (blijven) komen en (ii) verbiedt een overeenkomst aan te gaan of voort te zetten met een derde partij voor de marketing en verkoop van de labels Gran Sasso en Don Camillo. Volgens de importeur bestaat tussen partijen een bestendige handelsrelatie (partijen hebben gemiddeld tien keer per jaar zaken gedaan met elkaar) die is uitgegroeid tot een mondelinge duurovereenkomst – een exclusieve distributieovereenkomst – voor onbepaalde tijd. De eisen van de redelijkheid en billijkheid brengen mee dat bij de opzegging van een duurovereenkomst een opzegtermijn in acht moet worden genomen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat hij bevoegd is van het geschil kennis te nemen. De voorzieningenrechter gaat mee in het betoog van de distributeur dat sprake is van een exclusieve distributieovereenkomst en niet van afzonderlijke overeenkomsten tot koop en levering van wijnen. Volgens de voorzieningenrechter bestaat de distributieovereenkomst mede uit de verstrekking van diensten door de distributeur, nu deze, door deel te nemen aan de commerciële strategie en reclame acties van de leverancier, klanten diensten en voordelen kan bieden, die een gewone doorverkoper niet kan bieden. De distributeur kan op die manier een groter deel van de lokale markt voor de producten van de leverancier veroveren. De meerwaarde van de labels is volgens de voorzieningenrechter niet zozeer gelegen in de verkoop van de wijnen zelf (het betreft het lagere segment), maar in de garantie die de importeur haar klanten, zoals restauranthouders, kan bieden dat de wijnen niet via andere kanalen in supermarkten te koop zullen worden aangeboden. Het zwaartepunt van de overeenkomst ligt daarom niet uitsluitend bij de koop en levering van de wijnen, maar bij de dienstverrichting door de importeur in verband met de exclusiviteit. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat sprake is van een rechtsbetrekking die kan worden gekwalificeerd als de verstrekking van diensten zoals bedoeld in artikel 7 onder 1 sub b (tweede gedachtestreepje) van de Herschikte EEX Verordening. Omdat de dienstverrichting in Nederland heeft plaatsgevonden, is de voorzieningenrechter bevoegd van de vorderingen in kort geding kennis te nemen. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook de reden dat de vorderingen van de distributeur worden beheerst door Nederlands recht: de kenmerkende prestatie is het verlenen van diensten door de distributeur in Nederland overeenkomstig artikel 4 lid 2 van het EVO verdrag, althans de distributeur is in Nederland gevestigd waardoor artikel 4 lid 1 sub f van de Rome I verordening toepassing vindt.
De leverancier beroept zich er op dat sprake is van litispendentie, gelet op de eerdere aanhangigheid van de bodemprocedure in Italië, maar ook hier gaat de voorzieningenrechter aan voorbij. De procedures hebben niet daadwerkelijk dezelfde inzet en zijn niet vergelijkbaar (de procedure in Italië heeft géén betrekking op het treffen van voorlopige voorzieningen), zodat er geen aanleiding bestaat de kort geding procedure aan te houden.
Volgens de voorzieningenrechter heeft de distributeur voldoende aannemelijk gemaakt dat in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat de leverancier bij opzegging van de distributieovereenkomst een opzegtermijn in acht had moeten nemen. Dit gelet op de jarenlange relatie (25 jaar) tussen partijen en de heersende leer, aldus de voorzieningenrechter, dat duurovereenkomsten (de exclusieve distributieovereenkomst) voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar zijn, maar dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is, indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat en/of een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen. De voorzieningenrechter voegt hieraan toe dat een belangrijk element van de samenwerking tussen partijen er uit bestaat dat de distributeur haar klanten kan verzekeren dat de wijnen niet elders op de markt (bijvoorbeeld in een supermarkt) zullen worden aangeboden. Dit element valt weg indien de leverancier op ieder gewenst moment de distributieovereenkomst zou kunnen opzeggen.
Volgens de voorzieningenrechter is er echter geen aanleiding om de leverancier te veroordelen tot nakoming van de distributieovereenkomst voor de duur van één jaar (tot 1 mei 2023). Hierbij weegt mee dat de afhankelijkheid van de distributeur van de leverancier relatief klein is en de distributeur heeft verklaard dat zij ten minste tot 1 januari 2023 nodig heeft om een vervangend merk te vinden en te introduceren. Aangezien de leverancier heeft verklaard dat de wijnen van de labels Gran Sasso en Don Camillo in Nederland sinds eind september 2017 niet door andere distributeurs worden verkocht, wijst de voorzieningenrechter ook de tweede vordering van de distributeur toe en wel tot 1 januari 2023.